Door: Ginet Balistreri

De deur staat al open wanneer ik aan kom lopen. Ik open het tuinhekje en met twee stappen door de piepkleine maar gezellige voortuin sta ik in de knusse woning. De stem van Marina, een vriendelijke vrouw van begin vijftig, klinkt vanuit de woonkamer: “Kom maar verder, hoor!”

Ik ga aan de eettafel zitten. Er is iemand op visite en even later komt via de achterdeur een lief, klein meisje binnenhuppelen. “Mijn oppaskindje”, legt ze uit. Kinderen zijn belangrijk voor Marina. Net als ouderen. Marina’s leven staat in het teken van haar medemens een plezier doen.

 

“Mijn ouders deden veel aan sociale activiteiten”

 

Ze zet twee dampende glazen thee op tafel en vertelt enthousiast: “Ik heb mijn hele leven in deze buurt gewoond, de Bleijenhoek, en woon al meer dan dertig jaar in deze woning. Mijn ouders deden veel aan sociale activiteiten. Ik heb het met de paplepel ingegoten gekregen om je in te zetten voor anderen. Iets voor anderen betekenen was toen al mijn hobby, en ik heb er later mijn werk van gemaakt. Ik ben een opleiding gaan volgen in de zorg, als sociaal werker en als orthopedagogisch medewerker. Het werken met verstandelijk gehandicapten vond ik mooi en dankbaar werk. Toen ik stopte -ik was zwanger van mijn zoon- kreeg ik een broche cadeau van een cliënt. Het is ruim tweeëndertig jaar geleden, maar ik heb die broche nog steeds!

 

“Ik had geweldig werk, 32 uur per week”

 

Marina is afgekeurd. Ze heeft het Syndroom van Dercum, een aandoening waar ik nog nooit van gehoord had. Ze vindt het niet erg om uit te leggen wat het is: “Ik krijg lipomen op mijn lichaam die zoveel pijn doen dat ze soms operatief verwijderd moeten worden. Daarnaast heb ik fibromyalgie. Hierdoor heb ik moeten accepteren dat ik veel dingen niet meer kan. Ik had geweldig werk, 32 uur in de week, maar het ging niet meer. Ik heb nu een uitkering, rond de negenhonderd euro per maand. Dat is best een grote verandering, maar het moeilijkste vond ik de lichamelijke beperkingen. Ik ben van nature actief, maar krijg het op mijn bord als ik weer eens teveel gedaan heb.”

Ondanks de heftige ziekte heeft Marina een fonkeling in haar ogen en een lach op haar gezicht als ze over haar vrijwilligerswerk praat.

 

“Tijdens de lockdown deelde ik knutseltasjes uit aan de kinderen”

 

“Ik ben via een vriendin bij Stichting Quiet terechtgekomen en ik ben nu zelf vrijwilliger bij Quiet. Ik help bijvoorbeeld als begeleider tijdens een uitje voor minimakinderen, of met Sinterklaas- of kerstcadeautjes voor de minimakinderen. Er is helaas geen wijkcentrum meer in deze buurt, maar ik probeer zoveel mogelijk activiteiten te organiseren. Met kerst maak ik met kinderen kerststukjes, die gaan we bij eenzame ouderen in de buurt langsbrengen. Ik krijg hierbij ondersteuning van woningstichting Trivire en IKC De Wereldwijzer (Integraal Kind Centrum). Zij stellen ruimtes beschikbaar waar de activiteiten plaats kunnen vinden.

Tijdens de lockdown deelde ik knutseltasjes uit aan de kinderen. Ze moesten dan foto’s opsturen van de resultaten.”

Ik drink mijn tweede kop thee leeg en stel mijn laatste vraag voordat ik wegga: “Marina, hoe zou jij je toekomst graag zien?”

Er valt een korte stilte. Marina leeft in het nu en deze vraag overvalt haar zichtbaar.

“Ik ben blij met mijn leven. Ik ben gelukkig met de mensen om me heen, ik doe de dingen die ik graag doe. Ik verveel me nooit. Ik hoop dat ik dit nog lang vol kan blijven houden.”

Eenmaal buiten moet ik het toegeven: Marina’s positieve kijk op het leven werkt inspirerend en geeft energie. De wereld heeft meer Marina’s nodig, denk ik onderweg naar huis.