Het was een drukte van belang in het pand van Stichting De Poort. Ruim twintig members van Quiet en hun kinderen hadden de weg gevonden naar de Moesstraat 20. In samenwerking met bezinningscentrum Stichting De Poort werd een ‘Quiet Zomerdag’ gerealiseerd waarbij het zoeken naar inwendige rust centraal stond. In drie leeftijdsgroepen konden kinderen van 4 tot 13 jaar een aantal gevarieerde workshops volgen.

 

“Het is prachtig om te zien hoe mijn kleindochter geniet,” vertelt Connie, member van Quiet achter een kopje koffie. “Het was in het begin wel even wennen, met al die vreemde kindjes. Maar een keer aan het bouwen met de materialen van Nienke van Dam met drie andere kinderen, was het dikke pret.”

 

 

Ervaringen

“Fantastisch dat de kinderen zoveel verschillende ervaringen opdoen. Spelend verbindingen leggen met bamboe, stoeien met ijs en Maizena, Mandela’s kleuren en bewegen op muziek. Als ik kijk naar het enthousiasme van mijn dochter, heeft ze de dag van haar leven,” aldus jonge moeder Gré. Haar dochter meldt zich regelmatig bij haar, vertelt snel even wat ze gedaan heeft, knuffelt haar moeder en gaat dan naar de volgende activiteit.

 

Uitwisseling

Tijdens de goed verzorgde lunch, wisselden de aanwezige ouders veel ervaringen uit. Men praatte niet alleen over de dag, maar ook over hoe zij elke dag de strijd met armoede aangaan en proberen te overwinnen. Informatie en ervaringen werden in gesprekken met elkaar uitgewisseld. Veel kinderen zaten niet bij hun moeders, maar bij hun pas verworven vriendinnetjes, of kregen een fles van een vrijwilliger omdat de moeder net met een ander kind bezig was.

 

 

Marikesj

Het middagprogramma werd afgesloten met een gezamenlijk optreden van kinderen en kindertheater Marikesj. Met behulp van handpoppen veranderden kinderen spontaan in leeuwen, kikkers en sluipende panters. Na de afsluiting van de dag, kregen de kinderen nog een lekker ijsje en vermoeid maar voldaan, gingen zij met hun ouders naar huis. “Het was een prachtige dag,” aldus een van de ouders.

 

 

 

 

 

Tekst: Arnold de Meijer