In 2020 startten we een project om members een stem te geven door elke week een interview te plaatsen. Zo hopen we dat armoede begrijp- en bespreekbaar wordt en de vooroordelen verdwijnen.
Vier schrijvers ontmoetten in totaal zes members. Hier lees je hun verhalen.
1.
Tekst: Corinne Heyrman
Bianca: “Normaal zou ik in juli een groot feest geven. Dat hadden we verdiend, mijn twee zonen en ik. In februari ben ik schuldvrij verklaard en veertig geworden, mijn moeder zou zeventig geworden zijn en is vijftien jaar geleden overleden. Het zou een herdenking en een viering tezamen zijn, in mijn tuin, samen met de mensen die altijd voor ons hebben klaargestaan. Ik ben er bang voor dat het feest niet door zal kunnen gaan. Dat we het zullen moeten uitstellen, in het slechtste geval naar volgende zomer. Dat is dan maar zo, een feest loopt niet weg.
Ik woon alleen met mijn jongste zoon van zes jaar. Mijn andere zoon is achttien en woont op zichzelf in Tilburg. Door deze situatie kan ik hem nu niet bezoeken, net als de rest van mijn familie die daar woont. Sinds corona merk ik hoe klein mijn sociale netwerk in Nijmegen is. Ik kan de trein niet inspringen en vrienden en familie bezoeken. Ik kan niet naar de sportschool. Er is weinig tijd voor mezelf, aangezien ik de volledige zorg over en scholing van mijn jongste zoon in handen heb. Als ik boodschappen moet doen, gaat hij mee. Hij hoest veel door zijn hooikoorts en dan voel ik de mensen naar ons kijken. Ik hoor het ze soms zelfs zeggen: ‘Laat dat kind thuis.’ De maatregelen sporen aan om alleen naar de winkel te gaan, maar ik kan mijn kind toch niet als een hond buiten aan de lijn laten wachten? En eerlijk gezegd kent hij de maatregelen soms beter dan de volwassenen op straat. Achterop de fiets wijst hij verbaasd de mensen aan en zegt: ‘Mama, die houden helemaal geen anderhalve meter afstand!’
Gisteren moest mijn zoontje voor school een portret maken. We hadden hier nog een schildersdoek liggen dat we ooit ergens tweedehands en gratis hadden opgehaald. Ik moest tegenover hem gaan zitten en goed blijven stilzitten. In uiterste concentratie heeft hij mij geportretteerd. Nadien liet hij me trots het schilderij zien. Ik zag een glimlachende vrouw en dat klopt ook. Ondanks tegenslag blijf ik altijd positief.”
Patrick: “Twaalf jaar geleden, ik ben onderweg naar het ziekenhuis. Ik ga de nietjes uit mijn buik laten halen van een acute operatie enkele weken ervoor aan een gat in mijn darmen. Althans, dat is het plan. Op 500 meter van het ziekenhuis scheurt mijn buik open. In het Duits heet dat een Platzbauch. Een platte buik, aangezien dat alles wat er in een buik hoort te zitten, op de grond valt. Ik heb geluk dat het zo dicht bij het ziekenhuis gebeurt, ze schieten me meteen te hulp.
Elke week herbeleef ik dat moment een aantal keer. Dan zie ik alles weer voor me, zit ik er weer middenin, waardoor ik niet meer kan werken. Ik was schilder, nu ben ik de jongste bewoner van een appartementencomplex met 50+-woningen. Samen met mijn mopshond en twee katten woon ik er en help ik de bewoners met boodschappen doen of andere klusjes. Of, dat deed ik. Sinds het virus in de lucht hangt, laat ik enkel nog de honden van de mensen uit. Ik maak zeker vier of vijf wandelingen per dag. Verder is het stil hier, iedereen blijft binnen. Er wordt geen koffie meer gedronken samen, geen voetbal meer bekeken samen, geen kaartje gelegd. Mijn zoon komt een paar keer per week langs en dan houden we ons aan de opgelegde afstand.
Ik ben geschrokken van het virus. Mijn hart is niet helemaal in orde, ik ben angstig dat ik het krijg. Ik ben pas 52 jaar en wil nog opa worden. Dus dan moet ik voorlopig maar even pas op de plaats maken. Met mijn mopshond aan mijn voeten, mijn katten op schoot, de televisie aan en een lekkere maaltijd. Ik hoorde dat er in Amerika al mensen van de wolkenkrabbers springen, dat mogen we hier niet laten gebeuren. We moeten er allemaal doorheen. Als alles weer normaal is en er geen besmettingen meer zijn, is het eerste wat ik doe mijn vrienden in de armen pakken. Ik zou zeggen: ‘We zijn er doorheen gekomen.”
2.
Tekst: Lotte de Schouwer
Daniëlle van der Klift: “Ik woon samen met mijn dochter van bijna 20. We hebben het goed samen, ook nu. Het botst eigenlijk niet tussen ons, als we irritatie voelen gaat een van ons gewoon even naar een andere ruimte. Ik ben ongeneeslijk ziek en vanwege mijn lage weerstand mag ik nu niet in de supermarkt komen. Ik ging elke vrijdag naar een woonvoorziening voor ouderen, waar ik op vrijwillige basis de lunch verzorg en de bewoners opvrolijk met een spelletje, babbeltje of een wandeling naar het winkelcentrum Dat kan nu niet. Het werk maakte dat ik me nuttig voel, iets wat na het verliezen van mijn baan door mijn ziekte ontbrak. Opeens zat ik thuis en in de bijstand. Gelukkig heb ik met urgentie een woning gekregen in het flatgebouw waar ook mijn moeder woont. Haar zie ik nu ook nog, maar wel op anderhalve meter afstand. We sturen elkaar handkussen.
De wandelingen met mijn hond zijn de enige momenten dat ik nog buiten kom. Als ik corona zou krijgen overleef ik het waarschijnlijk niet. Het klinkt misschien gek, maar ik ben niet bang. Ik ben al zo lang aan het vechten voor mijn gezondheid, ik heb die angst al overwonnen. Ik hou het vol door te relativeren. Ik ben blij dat ik mijn dochter bij me heb en dat ik haar serieus met haar studie bezig zie. Er zijn mensen die veel minder hebben. Ik geniet nu nog meer van de kleine dingen: een spelletje spelen op mijn telefoon, een boek lezen in de zon op het balkon.
Veel mensen ervaren de plotselinge verkleining van hun wereld als een schok, maar ik ben er al aan gewend. De pleister is er bij mij de afgelopen jaren al langzaam vanaf getrokken.”
Jelleke de Boer* : “Ik ben een alleenstaande moeder van een zoontje van vier. Ik heb een leuk huis, een leuke tuin en we doen veel dingen met z’n tweeën. Mijn zoontje zat net een maand op school toen corona uitbrak. De ochtenden besteden we nu samen aan zijn schoolwerk. Daar heb ik het behoorlijk druk mee. Ik heb geen laptop of tablet, dus hij moet alles op mijn telefoon doen. Dat is soms best lastig. Dan belt er bijvoorbeeld iemand en moet ik weer opnieuw inloggen. Ook wordt de telefoon erg warm, ik maak me zorgen over hoe lang hij het nog volhoudt. Omdat mijn zoon nog geen vijf is, kan ik geen bijdrage krijgen van Stichting Leergeld voor een laptop. Een printer heb ik niet, waardoor mijn zoon een thuisopdracht van de gymleraar niet kon doen. Ook knutselspullen heb ik doorgaans niet in huis, dus ik moest laatst naar de Action voor vouwblaadjes. Dat zijn wel dingen die het voor iemand die minder te besteden heeft lastig maken, maar het lukt allemaal nog.
Ik mis de uitjes die Quiet voorheen mogelijk maakte: een saunabezoek, de pannenkoekenboot, kaartjes voor NEC. Dat waren dingen waar je al een maand van tevoren voorpret van kon hebben, ik keek er echt naar uit. Ik kan nu niet meer naar de Vincentius Vereniging, waar ik wekelijks kwam om even een kopje koffie te drinken en te kletsen. Dan was ik er even uit. Verder verandert er voor mij niet heel veel. Ik had het er laatst nog met een vriendin over: eigenlijk weten wij niet beter. Wij gingen altijd al als uitje naar de speeltuin of een rondje fietsen met ons kind, want een dagje Efteling zit er echt niet in.
Uit mijn zoontje haal ik al mijn geluk. Ook al is hij nu wel drukker en plak ik hem soms het liefst achter het behang. Maar ik ben een alleenstaande moeder en ik ben altijd druk met mijn kind, dus dat ben ik wel gewend. Ik zal blij zijn als hij straks weer naar school kan en de kinderen daarna een normale zomervakantie kunnen hebben. Nu is het nog te doen, maar het wordt zwaarder. Ik kijk wel weer uit naar meer tijd voor mezelf.”
* niet haar echte naam
3.
Tekst: Yentl van Stokkum
Tonnie: “Deze situatie waar we in zitten voelt voor mij bekend, daarom heb ik er geen echte problemen mee. Ik pas mezelf goed aan en houd me gewoon aan de regels. Als iemand in mijn nek staat te hijgen, zeg ik daar wat van. Ik ben beroepsmilitair geweest en heb drie oorlogen meegemaakt. Nu ben ik met vervroegd pensioen. Toen ik uit de oorlog kwam heb ik een poosje administratief en logistiek werk gedaan, maar de gemeente heeft tegen mij gezegd: ‘Ach, meneer Kragten, blijft u maar lekker thuis zitten tot 2020 en dan zien we dan wel verder.’ Voorlopig zal er wel niets komen, tenminste, niet zolang we de coronacrisis hebben. Ergens hoopte ik dat ik misschien nog werk zou krijgen.
Maar ik heb niets te klagen. Ik zorg goed voor mezelf. Mijn dagelijks leven is niet veranderd. Overdag houd ik mijn huis bij, dat stelt weinig voor wanneer je alleen woont. Verder zit ik vaak achter de computer, dan heb ik ook de televisie aan en kijk ik daar zo nu en dan naar. Sowieso ben ik iemand die graag op zichzelf is. Ik heb één maatje die hier in de buurt woont, op vijfhonderd meter lopen. Twee of drie keer in de week ga ik bij hem langs of komt hij naar mij. Dan kijken we samen televisie en drinken we een biertje. Meer heb ik ook niet nodig. Af en toe krijg ik een telefoontje en dan heb ik ook wel mijn contact.
Ik ben in Libanon geweest, in Kosovo en Irak. Ik heb daar verschrikkelijke dingen gezien, waar ik mee te leven heb. Ik heb daar mijn werk gedaan en in de geschiedenis is er altijd oorlog geweest. Het is het ergste dat wij mensen ooit uit hebben gevonden.
Ja, eigenlijk heb ik niet zo veel te vertellen, en wat ik te vertellen heb, daar zitten mensen niet op te wachten. Mensen weten niet hoe ze met verhalen over de oorlog om moeten gaan, dus meestal houd ik mijn mond dicht. Soms, heel soms kan ik daar een klein beetje over kwijt.
Het voelt alsof ik dit allemaal al een keer heb meegemaakt. Ik heb zo veel prikken en inentingen gehad. Soms denk ik dat mijn verleden mij voor alles immuun heeft gemaakt, al had ik laatst wel de griep. In ieder geval ben ik nergens meer bang voor.”
4.
Tekst: Corinne Heyrman
Natascha: “In deze onzekere tijd pin ik mij nergens aan vast. Met de jaren heb ik dat geleerd: wat komt, dat komt. Voor de lockdown zat ik al aan huis gekluisterd, door borderline, PTSS en problemen aan mijn heup, waardoor lopen moeizaam gaat. De dokters vinden maar niet wat het precies is en naar fysiotherapie kan ik niet, dat wordt niet vergoed vanuit mijn zorgverzekering. Ik slik pijnstillers en dat is wat ik kan doen. Door chagrijnig rond te lopen gaat het niet weg, dus probeer ik het zo goed mogelijk uit te zitten, een beetje zoals iedereen dat nu moet met corona.
Door corona stopten mijn therapieën en kon ik niet meer gaan sporten. Ik had net grote stappen gemaakt om mijn overgewicht tegen te gaan. Plots viel ik weer, alsof ik van de trap viel, enkele treden terug. Gelukkig had ik mijn zoon om me heen die me afleidde. Normaal verblijft hij in een begeleid-wonentraject, maar tijdens de lockdown woonde hij even terug thuis. We stonden samen op, ontbeten samen… Het was heerlijk. Voor hem zorgen was mijn therapie op dat moment, het bracht me veel trots en genoegdoening. Ik kon even diegene zijn die ik had willen zijn.
Volgende week wordt hij achttien jaar. Zijn verjaardag zal hij niet hier doorbrengen, maar in de zomervakantie gaan we het zeker vieren, aan een zwembad met een barbecue. We maken er een gezellig feest van. Hij volgt een automonteursopleiding, werkt, doet aan sport, dat maakt me ontzettend trots op hem. Zelf heb ik een miserabele jeugd gehad: mishandeling, opgroeien in pleeggezinnen. Ik heb genoeg meegemaakt en heb altijd gezegd: wat ik meegemaakt heb, zal hij niet meemaken.
Wat niet verandert door corona, is de armoede. Armoede blijft armoede. Ik hoorde dat mensen blij waren toen de kledingwinkels terug open gingen, voor mij maakt dat niets uit. Ik kan er toch niet naartoe. Wat ik voor de toekomst hoop, is dat de kloof tussen armoede en rijkdom niet zo gigantisch blijft als hij nu is. Dat de middenstand een beetje terugkomt. Dat mensen meer als mensen gezien worden, niet als hokje of nummertje. Het enige wat we kunnen doen, is hopen. Niet te druk over maken. Van je druk maken krijg je een hartstilstand, en je hebt maar één hart, dus ben ik er zuinig mee.”